In bezit van de familie Ehrhardt bevindt zich een portret voorstellende Thomas Lange [1], kapitein op de "Stad Zwolle", dat in
het najaar van 1840 op de heenreis van het schip van Amsterdam naar Suriname is gemaakt.
Thomas Lange overleeft de terugreis niet. Op 12.2.1841 valt hij tijdens stormweer 's ochtends
om vier uur bij de Azoren uit de ra en verdrinkt. Slechts het schilderij komt bij zijn weduwe in
Zwolle aan.
De schilder van dit portret, zijn leven, werken en afkomst, is het doel van het
onderhavige verhaal. De overlevering in de familie wil dat het schilderij van Thomas Lange is gemaakt door een zich
vervelende passagier. Uit de melding in de plaatselijke pers [2] van de aankomst in Paramaribo op 10.11.1840
van de "Stad Zwolle", "hebbende 37 dagen reis", blijkt een van de twee
passagiers een S.F.C. Arons te zijn [3]. In het Lexicon van Nederlandse Kunstschilders van Pieter Scheen staat vermeld dat
Arons kunstschilder is. De overlevering klopt dus min of meer.
In 1997 is een tussenrapportage over de toen bekende resultaten
gepubliceerd en op kleine schaal particulier verspreid. In het thans voorliggende artikel zijn de
resultaten van het voortgezette onderzoek verwerkt. Verwacht moet worden dat er, althans
voorlopig, geen nieuwe gegevens beschikbaar komen. De steun van mevrouw Carla Bakker op het Algemeen Rijksarchief in Den Haag is van grote
betekenis geweest. De dames Breebaart-de Miranda, Monsanto en Van Steenderen-Rustwijk en
de heren J.J. Vrij, ir H. Ehrenburg, drs. J.R. de Bije en neef drs. Jan J. Ehrhardt, dienen ook met
erkentelijkheid genoemd te worden. Gememoreerd moet worden de zeer gewaardeerde
medewerking en bijstand van ir. Marcel A. Meyer van het Ingenieursbureau Sunecon tijdens de
onderzoekingen van Jan Ehrhardt en de samensteller in Paramaribo in oktober 1996.
De schilder Samuel Ferdinand Cornelis Arons
Samuel Ferdinand Cornelis Arons is op 15.10.1812 in Paramaribo geboren [4].
Op zijn moeder, de ongehuwde gemanumitteerde [5] mestieze vrouw Jeannette de Bije, die als dochter
van de mulattin [6] Ariaantje
van Soesman [7] op 15.9.1778 als
slavin in Paramaribo is geboren, komen we hierna terug. Zo ook op zijn vermoedelijke vader, Levi
Meijer Arons.
In 1832 staat S.F.C. Arons in het wijkregister van Paramaribo als schrijver
geregistreerd [8]. in 1835 gaat hij
naar Nederland om te leren schilderen. Interessant is de vraag hoe dat gegaan is. De toen al
bloeiende Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam zou hiervoor een
mogelijkheid geboden hebben. Uit het archief van de instelling blijkt echter niet dat hij de
Akademie heeft bezocht. Dat archief is overigens uit die jaren niet geheel compleet voor wat de
leerlingenadministratie aangaat, zodat het evenmin zeker is dat hij daar niet op school is
geweest [9]. Wel levert hij twee
keer materiaal voor de tentoonstelling voor werk van levende Nederlandse kunstenaars, die
ieder jaar door burgemeester en wethouders samen met de Akademie gehouden werd.
Deze twee werkstukken stelt hij resp. in 1836 en in 1838 [10] tentoon. De schilderijen stellen een stilleven en
een kluizenaar voor [11]. Het is niet
bekend waar deze schilderijen zijn gebleven; er was ook een publieke verkoop aan de
tentoonstellingen verbonden, waarvan geen protocollen bewaard zijn. Wel zijn er drie
afbeeldingen van de hand van Arons gevonden in de Surinaamsche Almanakken van 1837, 1838
en 1840. De eerste stelt voor de Surinaamse plantage Susannasdal, de tweede een 'gezigt aan
de rivier beneden Commewijne' en de derde 'gezigt op de plantaadje Johanna
Charlotta [12].
Over deze laatste wordt in de inleiding op de almanak (1840) het volgende vermeld:
"Het Bestuur had de hoop gevoed, dit Jaarboekje te versieren met eene Kunstplaat,
voorstellende het Gebouw van het Tooneel-Gezelschap: Thalia, onlangs hier opgerigt;
omstandigheden echter, onafhankelijk van deszelfs magt, hebben deze hoop verijdeld, en zou er
alzoo geene plaat geleverd zijn geworden, ware het niet, dat men, door de zorg van den Heer
Algemeen Gevolmagtigde des Departements in het Moederland, in dit ontbrekende heeft kunnen
voorzien, door de bijvoeging eener Kunstplaat, voorstellende Gezigt op de Plantaadje Johanna
Charlotta [13].
Gezien het onderwerp lijkt het waarschijnlijk dat Arons deze litho's gemaakt heeft voor zijn
vertrek naar Nederland. Het is vrijwel uitgesloten dat hij ze uit zijn herinnering heeft
gemaakt.
De bemiddeling van de Algemeen Volmagtigde van het Departement Paramaribo van de
Maatschappij tot Nut van het Algemeen duidt op een contact van Arons met het Nut. Hierover is
verder niets teruggevonden [14].
Na zijn terugkomst met de "Stad Zwolle" op 10.11.1840 in Paramaribo wendt Arons
zich op 17.11 1840 tot de Gouverneur-Generaal van de Nederlandsche West-Indische
Bezittingen [15]. Hij schrijft dat hij
zich in 1835 naar Nederland heeft begeven, teneinde zich in de schilderkunst te bekwamen maar
dat hij langer dan de bedoeling was in Nederland is gebleven omdat zijn studie meer tijd heeft
gevergd. Nu is hij met kapitein Lange in Suriname teruggekeerd. Arons verzoekt om het
burgerrecht te mogen behouden, alhoewel hij langer dan de voor burgers toegestane drie jaar
buiten Suriname is geweest. Het verzoek wordt nog dezelfde maand, dus heel snel,
ingewilligd [16].
In 1845 woont Samuel Ferdinand Cornelis Arons, kunstschilder, van gereformeerde religie, op de
Heilige Weg no 146ca, met één jongen als negerslaaf [17].
Bij het overlijden van zijn nichtje Wilhelmina Frederika van Thol in 1855 en van zijn broer
Johannes Bernhard Lambertus in 1860 woont hij resp. in de Noorderkerkstraat en in de
Heerenstraat.
Samuel Ferdinand Cornelis Arons overlijdt op 2.1.1865 te Paramaribo in het huis van zijn zuster
Anna Elisabeth Arons [18].
Anthonius Bernhard Fredrik, tweede Commies van het Departement der Onbeheerde Boedels en
Wezen, begeeft zich de volgende dag met Samuel Henriques de Granada, Gezworen Klerk in de
Kolonie Suriname en getuigen naar het sterfhuis van Samuel Ferdinand Cornelis Arons,
Saramaccastraat E.65. Daar spreken zij met Anna Elisabeth Arons [19]. Mejuffrouw Arons verklaart dat de boedel van
haar broer van dien aard is, dat geen verzegeling nodig is. Daarop inventariseren de heren de
boedel en de nalatenschap volgens de opgave van Anna Elisabeth.
Zij treffen aan: een schrijfkistje, waarin enkele betaalde kwitanties, en een valies waarin zes onderbroeken, drie
bovenbroeken, een borstrok, drie vesten, twee zwartlakense broeken, een zwartlakense rok, een
castoorhoed [20] en een paar schoenen.
Voorts heeft mejuffrouw Arons aan de heren medegedeeld dat de overledene ten huize van de
Heer Constantijn Ernst Adelbert Werges [21], smid, in de Saramaccastraat (31) goederen heeft nagelaten. Ook deze goederen
worden ter plaatse geïnventariseerd:
Een canapé met maka [22] overtrokken, negentien schilderijen, zonder lijsten, een blikken verfkistje, enige
schildersgereedschappen, enige gedrukte boeken, een etenstafel, drie schilderijen zonder lijsten,
een tekenbord, vijf schilderijlijsten, een schildersezel, twee kistjes met enige verfwaren, twee
busjes kunstolie, een kistje behangselpapier, een kistje gipsen modelbeelden, een kistje
verfwaren, een linnen scherm en een Daguerrotype toestel, eigendom
van de heer M.R. Mattes [23].
In het register van het Bureau Burgerzaken blijkt dat de aangifte van het overlijden van
S.F.C. Arons, oud tweeënvijftig jaar, zoon van Jeannette de Bije, op maandag 2.1.1865
des middags om twaalf uur, gewoond hebbende aan de Saramaccastraat E.65 voor de
Ambtenaar van de Burgerlijke Stand der Kolonie Suriname is geschied door Johannes Charles
Arons, oud twee en veertig jaar, van beroep timmerman, broeder van de overledene. Vermeld
wordt dat S.F.C. Arons in de kolonie Suriname heeft gewoond en is geboren.
De boedel van Arons [24] wordt op
18.5.1865 door J.Salomons samen met de boedel van 29 anderen geveild. De opbrengst is
f.14,31.
Van de door Arons na zijn terugkomst gemaakte schilderijen, tekeningen e.d. is niets
teruggevonden. Van zijn productie gedurende 25 jaar zou toch iets achtergebleven moeten zijn in
oude Surinaamse huizen of ook bij Nederlandse families met bindingen met Suriname.
Een theorie is dat in vele gevallen het (schaarse) linnen opnieuw is gebruikt. Dat kan, maar hij
moet toch veel gemaakt hebben. De familie is niet echt draagkrachtig, zodat hij (hoofdzakelijk) in
zijn eigen levensonderhoud heeft moeten voorzien met zijn kunst. Wellicht heeft hij ook privé
teken- of schilderles gegeven. Mogelijkheden om te leren tekenen en schilderen zijn er in die
jaren in Paramaribo nauwelijks. Eigenlijk weten we nog steeds vrijwel niets van hem uit de
periode na zijn terugkeer met de "Stad Zwolle" tot zijn overlijden een kwart eeuw
later. Toch moet hij als fenomeen zeer uitzonderlijk zijn geweest. Is het aantal in Suriname
opererende kunstenaars niet zo groot, het aantal autochtonen daaronder is nog veel kleiner.
Eigenlijk is alleen Gerrit Schouten bekend uit die jaren. Arons is dan nog uitzonderlijker omdat hij
in Nederland is opgeleid. Samuel Arons kan nu als tweede uitzondering worden toegevoegd [25]
Moeder Jeannette de Bije, haar herkomst en leven.
We weten het een en ander over de moeder van Arons.
Deze moeder, de mestieze Jeannette de Bije wordt op 15.9.1778 in onvrijheid in
Paramaribo geboren als dochter van de mulattin Ariaantje van
Soesman [26], toebehorende
aan de weduwe Eliazer Soesman [27], geb. Sara Abraham de Vries.
Een Johannes de Bije koopt Jeanette vrij; de brieven van manumissie zijn gedateerd
3.8.1795 [28]. De moeder van
Johannes, de vrije Mariana van de Bije [29] is borg.
Jeannette's moeder is dan nog in slavernij, want als de weduwe Sara Abraham Soesman in de
nacht van 25 op 26.6.1796 [30]
testament maakt, bepaalt zij dat haar dan tot executeur-testamentair aangewezen zwager Isaij
Soesman ten laste van haar boedel brieven van manumissie [31] moet aanvragen voor haar mulattin
Ariaantje [32]. Een testament op
het laatste nippertje; Sara sterft de 27ste juni.
De vrijbrieven voor de mulattin Ariaantje, die zijn aangevraagd door Isay Soesman worden in de
sessie van februari 1798 verleend [33].
Dan is er in de boedel sprake van twee andere kinderen van Ariaantje, een andere A(d)riaantje
(ook wel Antje) [34] en een
Frederica. Ten tijde van het overlijden van Sara zijn Ariaantje Jr en Frederica nog in
slavernij.
De vrijgelaten Ariaantje krijgt haar kinderen in eigendom; zij vraagt 4.6.1798 als "moeder
en eigenaresse" vrijdom voor haar mestieze kinderen Frederica Sampie en Antje. Deze
vrijbrieven worden verleend op 13.12.1798 [35].
Ariaantje Sr overlijdt op 10.1.1819. Zij heet dan om mij volstrekt onduidelijke redenen Susanna
Adriaantje Maclin [36] en wordt
begraven op het Nieuwe Kerkhof door haar dochter Jeannette de Bije.
Al enkele jaren woont zij dan in de Sarramaccastraat bij de familie van haar zuster
Jeannette.
Antje (Jr.) komt voor als kleurling in het register van hoofdgelden [37] onder de naam "Ariaantje uit de boedel van
de Weduwe Eliazer Soesman Jb zn"; zij betaalt dan een nog verschuldigd bedrag van
f.15,- voor 1817 en 1819. In dat grootboek staat bijgeschreven "Maria van
F. Holiday" (?). Ariaantje wordt Hernhutters gedoopt op 26.5. 1828 onder de naam
Maria [38]. Zij overlijdt op
zesenveertigjarige leeftijd op 13.5.1839 [39] "niets nalatende dan gedurende vele jaren gelukkig geweest".
In 1811 vormt Frederica met haar dochters Josien en Saartje [40] een gezin [41]. In 1831 woont zij in huis bij Marcus Fredericus
IJvel (36 jaar, schrijver) Gravenstraat 28, met Josine Francis Perie (28 jaar) en drie kinderen
IJvel (Marcus Pieter Andries, 11 jaar [42], Frederik Willem, 8 jaar [43], Henriette Charlotte Pieternel, 6 jaar). Een gezin: Josine de ene dochter en de
kleine IJvels de kinderen daarvan.
Frederica van Soesman, die bij de Heilige Doop de namen Josina Francina ontving, oud 64 jaar, wonende Wagenstraat
LA 124, overlijdt op 25.5.1836. Kennis wordt gegeven door M.J.IJvel [44] en het lijk is genaderd door hem en mejuffrouw
Saartje Soesman. Saartje de andere dochter. Frederica van Soesman wordt begraven op het
Nieuw Kerkhof. De boedel is desolaat [45].
Er is tenminste nog één zuster, want de weduwe Soesman-de Vries vraagt op
25.2.1796 manumissie voor het mestieze meisje Marie, dochter van de mulattin
Annaatje [46]. Zij is identiek met
Maria Elisabeth Selias, die op 17.8.1815 overleden is als dochter van Ariaantje van Soesman. Zij
overlijdt zonder testament en Ariaantje Sr heeft zich terzake enkele malen bij rekest tot het Hof
van Politie gericht [47]. In deze
actie bevordert Ariaantje dat zij tot voogdes van de kinderen (oudste 5 jaar, jongste 9 maanden)
wordt benoemd en William Wilkenson tot medevoogd. William Wilkinson overlijdt op
16.2.1821.Sara Abraham Soesman-de Vries heeft dus kennelijk tussen het overlijden van haar
man op 15.8.1794 en van haarzelf op 27.6.1796 eerst voor enkele kinderen van haar mulattin
Arjaantje en op het laatste moment voor de moeder zelf de vrijheid geregeld.
Jeannette, die als eerste dochter van de mulattin Ariaantje de vrijheid krijgt, wordt niet
gemanumitteerd door de familie Soesman maar door de eerder genoemde (mestieze) Johannes
de Bije. Het lijkt waarschijnlijk dat Johannes deze taak als daarvoor betaalde buitenstaander uit
handen van de weduwe, van Ariaantje of misschien zelfs nog van de onbekende vader neemt als
"koop voor de vrijdom" [48]. Dit houdt dan in dat de eigenaar een slaaf verkoopt tegen een bepaald bedrag en
dat de nieuwe eigenaar van de slaaf hem een hoger bedrag voor het aanvragen van de vrijheid
vraagt, waardoor hij, na aftrek van de aan de overheid toen te betalen f. 50,- winst maakt. Dat
de weduwe Soesman hiervan gebruik maakt is niet ondenkbaar, perslot gaat ze wat slordig om
met het aanvragen van manumissie voor deze Ariaantje en haar kinderen.
Boeiend is de vraag wie de blanke vaders van Ariaantje Sr en van Jeannette zijn geweest.
Er zou gedacht kunnen worden bij Jeannette aan een vaderschap van Eliazer. Eliazer is in
Paramaribo in 1760 geboren en is dus achttien bij de geboorte van Jeannette; hetzelfde jaar
trouwt hij trouwens. Niet een logische vader dus en bovendien tonen de boedels Eliazer en Sara
en ook van de ouders van Eliazer, aan dat een bloedverwantschap niet zo erg waarschijnlijk is.
Ariaantje duikt namelijk pas op in de boedelbeschrijving van Sara in 1796 [49]. Samen, zoals hiervoor gesteld, met haar
mestieze kinderen Frederika en Antje (Ariaantje jr). In de boedelbeschrijving van vader Jacob
Soesman [50] worden geen slaven
genoemd. Wel bij zijn weduwe Sara Benjamins en ook bij zoon Eliazer [51], maar geen Ariaantje. Geen vaderschap dus. Van
de vader van Ariaantje is geen enkel spoor.
De boedel van Eliazer geeft wel een beeld van de omgeving waarin Ariaantje en haar kinderen
althans enige tijd hebben geleefd.
Eliazer Soesman voert een rijke joodse huishouding. Een complex van gebouwen aan de
Waterkant. Meubels, goud, zilver, kleren en veel slaven. Eliazer laat vijfenveertig slaven na, te
weten negen mannen en zesendertig vrouwen en kinderen. De boedel sluit op het hoge bedrag
van f. 67.840,-. Zijn weduwe laat nog meer slaven na. Elf mannen, tweeëntwintig vrouwen,
tien jongens en acht meisjes. Eenenvijftig samen. Daaronder ook enkele andere mulatten. Zoals
Heintje en Anna, de mulattenkinderen van Truy en de mulattin Lucie, die al door Eliazer aan zijn
vrouw is gelegateerd. Ook de naaister Coba, waarvan de waarde op f. 700,- wordt getaxeerd.
Dus weer een onopgelost raadsel: Waarom deze welwillendheid alleen ten opzichte van Ariaantje
en haar kinderen?
Over zakelijke activiteiten van Jeannette blijkt iets uit een advertentie in de Surinaamsche
Courant (no 6) in 1822 [52]:
Jeannette de Bije, thans woonachtig in de Kromme Elleboogstraat, digt aan de Waterkant
over het thans gebouwd wordende huis van de Heeren Bennernagel en Köningslow,
recommandeerd zich door dezen aan hare voormalige begunstigers en verdere ingezetenen dezer
kolonie, zoo wel als aan de alhier varende scheepskapiteins tot het leveren van alle soorten van
inlandsche confituren, chocolade en ingelegd suurgoed, belovende eene zindelijke en voldoende
bediening. Zij heeft in voorgemelde woning ook eenige kamers open, welke zij ten geriefe van
vreemdelingen te huur aanbied, met aanneming om des verkiezende ook voor een ordentelijke
tafel te zorgen. Iemand nader informatie omtrent prijs en conditiën verlangende, wordt
vriendelijk verzocht zich in voormelde wooning te melden, wanneer de beste inlichtingen zullen
gegeven worden.
Het verhaal spreekt voor zichzelf. Bij de grote brand van januari 1821, waarbij vierhonderd
huizen [53] in vlammen zijn opgegaan, is kennelijk ook een bedrijfje van Jeannette afgebrand.
Jeannette heeft zich een jaar na de brand in de Kromme Elleboogstraat gevestigd met een
winkeltje en een soort pension voor vooral kapiteins van in de haven liggende schepen.
Het gaat om het huis en erf toen bekend L.A. nr 94, daarna hernummerd in 123. De Kromme
Elleboogstraat is een zijstraat van de Waterkant. Het huis staat aan de oostzijde van de straat,
kadastraal het tweede perceel vanaf de Waterkant.
In 1823 is het volgens de veilingacte gelegen tussen de erven van de wed. G.H.C. Buck en dat
van D.S. van Konigslow en volgens de advertentie tegenover het toen gebouwd wordende huis
van de heren Bennernagel en Konigslow.
Eerst huurt ze het huis van Cornelis Vornekal. Zij koopt het dan op de openbare verkoop
op 21.07.1823 uit de boedel van inmiddels wijlen Vornekal (J.J.G. Spilker [54] treedt op als enig overgebleven executeur van
het testament en redderaar van de boedel) ten kantore der Venduen [55] voor f. 11.900,-. In januari 1824 wordt
haar hiervoor een eerste [56]
hypotheek [57] verstrekt en wel
door Adolph Henrich Zschussen [58] qq voor Susanna Catharina Trakranen geb. Veeckens [59] te Amsterdam en Christiane Frederika
Nemelc [60], ieder voor de helft van
f.8.000,-. Een tweede hypotheek van f. 1.000,- komt op 28.1.1824 van M.A.
Keijser [61]. Jacobus en Charles
Nicolaas Goede zijn borg bij deze
transacties.
Een aardig berichtje verscheen in de Surinaamsche Courant no 10 van 1822
________________________________________________________________________
Op Vrijdag den 1sten Febr.1822 is verlooren een witte krulhond met bruyne
ooren en twee bruyne vlakken op de rug, die dezelve teregt brengt bij
mejuffrouw de Bye in de Krom Elleboogstraat zal f. 50,- beloning
ontvangen [62].
________________________________________________________________________
Al in december 1824 blijken er moeilijkheden met de betaling. Jeannette wordt opgeroepen voor
een zitting op 13.12.1824 ter regeling van de kwestie. Ter zitting wordt waarbij een dading
gesloten [63].
Ook deze dading werkt niet, zodat op 17.2.1825 het fiat voor de executie wordt gegeven. Op
23.6.1825 wordt door N.L. Braam, Eerste Expoiteur van Suriname ter Kastelenije van het Hof
van Civiele Justitie het huis aan de Kromme Elleboogstraat verkocht. Er zijn trouwens ook nog
andere schuldeisers: J.J.G. Spilker namens de boedel Vornekal (het huis is dus dan nog niet
afbetaald), en namen als de firma Bennernagel (de overbuurman?), kruidenier [64], Marcus Mos.Levy, J.C. Hartman, van Esch,
J.H. de Rooy en Co. Vermoedelijk toeleveranciers.
Haar toegenomen en weer verdwenen welvaart blijkt ook uit de betaling van hoofdgelden. Zij
begint nl in 1822 te betalen [65] en
dat o.m. voor zeven slaven. Ook in de jaren daarna betaalt zij hoofdgeld; in 1824 voor vijftien
hoofden. In 1826 doet zij dat nog slechts voor acht hoofden. Geen slaven meer; met het huis
verdwijnen ook de slaven.
Het gezin van Jeannette de Bije woont daarna (zeker vanaf 1828) in het recent afgebroken huis
aan de Saramaccastraat no 579 (later E.65) [66]. De huurwaarde van het huis is in 1829 getaxeerd op f. 1.080,- [67]. Eigenaar - ook van het naastgelegen pand no
578 - was toen P.F.C. Bruining [68].
Op 27.6.1832 koopt haar dochter Anna Elisabeth de panden Saramaccastraat 578 en 579 van
J. Goede, die de huizen tussen 1830 en 1832 heeft gekocht van Bruining. De getaxeerde
huurwaarden zijn dan resp. f. 300,- en f. 900,- [69]. Jacobus Goede is in 1830 trouwens ook
eigenaar van het huis (dan herberg) in de Kromme Elleboogstraat [70].
Welvarende jaren voor de kinderen: Anna Elisabeth koopt een huis en Samuel gaat naar
Nederland om te leren schilderen.
Jeannette woont niet aldoor in de Saramaccastraat; in de wijkregisters van 1837 wordt zij daar
niet geregistreerd. In 1839 woont zij in de Joodenbreestraat.
In het jaar van overlijden van Jeannette de Bije komt de kwestie van de oude schuld nog weer
even aan de orde. J. Goede, de borg, maakt in de Surinaamsche Courant van 12.1.1840 bekend
dat de volgende hem aankomende stukken vermist zijn:
Verbaal accoord en daarbij zijnde stukken tussen Jeannette de Bije als zelfschuldige en de
ondergetekende als borg, met M.A. Keijser, ten overstaan van Commissarissen uit den
Hove van Civiele Justitie, in dato 13 Dec.1824 gesloten, groot saldo kapitaal op den 12 juli
1826 door den ondergetekende als borg betaald f. 641,92 oud
Surinaams geld, gereserveerd de verdere interessen ad een pCt per maand,
Hetzelfde met J. en C.R. Goede als borgen met A.H. Zschussen qq c.s. Een
bedrag van f. 1862,26 oud Surinaams geld.
Het lijkt er op dat Goede [71]
inderdaad als borg aangesproken is en hiermede de zaak heeft afgesloten [72].
Jeannette de Bije [73] overlijdt op
12.10.1840 in den ouderdom van 52 jaren ten huize van haar dochter Anna Elisabeth Arons aan
de Saramaccastraat E.65 [74]. en
wordt dezelfde dag begraven. Zoon J.B.L. Arons doet aangifte, Frank Wilkenson en Walter
William van de Lande zijn getuige. De desolate boedel bestaat uit 'een paviljoen, een vederen
bed, vier kussens, een tafel, vier stoelen, eene kist met haar overtrokken, daarin vijf japonnen,
zes onderrokken, drie slaapdekens, een hemd, een paantje en zeven doeken'. Zij laat twee
minderjarige kinderen na: Maria Touchenette Arons, oud 21 jaar, en John Arons, oud 18
jaar [75]. Jeannette de Bije woont
dus weer in het huis waarvan haar dochter Anna Elisabeth eigenaresse is en wel in een paviljoen
in de tuin.
Financieel moet het Jeannette ook in de laatste jaren niet erg goed gegaan, want ze verzoekt
nog in juli 1840 vrijstelling van de sinds 1835 verschuldigde hoofdgelden [76]. Er wordt op 15.3.1841 een beslissing genomen,
maar toen was zij al insolvent overleden, zodat er geen actie tegen de boedel wordt
ondernomen [77]. Als Jeannette
overlijdt, is haar zoon Samuel F.C. op weg naar huis met de "Stad Zwolle". Eerst nu
het overzicht van de bewoners van het huis in Saramaccastraat in 1828; de eerste aanwijzing
dat Jeannette zich met haar gezin daar gevestigd is geweest [78].
Bewoners van het pand Saramaccastraat 65 in 1828
Naam
Leeftijd
Beroep
Bije, Jeannette de
40
zonder
Soesman, Antje van
46
zonder
Arons, Marianna
26
zonder
Arons, J.B.L.
22
schrijver
Arons, Annaatje Elisabeth
24
zonder
Arons, Maria Magdalena
19
zonder
Arons, Samuel
17
schrijver
Arons, Catharina Wilhelmina
15
zonder
Arons, Maria
12
zonder
Wilkenson, Frans
15
schrijver
Arons, Johan Charles
7
zonder
Strijk, Margaretha Jean
4
zonder
Levi Meijer Arons, de vermoedelijke vader.
De naam Arons komt op enkele plaatsen voor in het Suriname van het einde van de achttiende
en van het begin en midden van de negentiende eeuw.
Vroege vermeldingen zijn de aankomst van David Arons op 17.1.1768 uit Amsterdam (vertrek
Amsterdam 21.9.1767) met de "Jerusalem" en op 29.12.1774 uit Rotterdam
van Jacob Arons met vrouw en vijf kinderen met de "Catharina Hendrika" van kapt.
Huit Abraham [79]. Op de
"Vreedenburg". kapitein Herman Strooyer, wordt in 1776 in Amsterdam aan boord
genomen "the Jew Arons", ongetrouwd, Ashkenazi. Deze laatste blijft in
Suriname [80].
Verder is er de in het begin van de negentiende eeuw vaak vermelde familie Lion Arons, die enig
aanzien genoot; getuige bv een lidmaatschap van het Departement Paramaribo van de
Maatschappij tot Nut van het Algemeen. Zo is er Jacob Lion Arons [81] gest. 6.5.1829, gouvernementssolliciteur, (zoon
van Abraham Lion Arons) in Amsterdam geboren en aldaar woonachtig. Er zijn geen
aanwijzingen voor een verbinding met de beide hiervoor genoemde per schip aangekomen
families en met het geslacht Lion Arons van Samuel Ferdinand Cornelis Arons.
Dan is er een Meijer Levi Arons, met zijn wettige nageslacht behorende tot de
Hoogduits-Israëlitische gemeenschap.
Op deze familie gaan we nader in.
Meijer Levi Arons (gest. Paramaribo 17.8.1814, begr. Joodse Begraafplaats
"Betchaim", 2de rij, 4de graf [82]), tr. Mariana Gomperts (gest. Paramaribo 25.1.1817). In de geboorteregisters bij de
geboorte van haar kinderen ook Marianne van Gools Gomperts, Golo Gomperts of Golo Gompert
(Israëls) genoemd. Zij woonden aan de Keizerstraat, percelen no 94 en 95 (later 74 en 75).
De huwelijkse voorwaarden van Meijer Levi Arons en Mariana Gomperts (Paramaribo
30.6.1772 [83]) geven wat extra
informatie.
De minderjarige bruid wordt geassisteerd door haar voogden Israel en Salomon
Gomperts [84]. De ouders zijn
overleden; het nader te bepalen erfdeel van de ouders wordt ingebracht, zoals ook het
negermeisje Bettie. De voogden en broeder Jacob Gomperts betalen de bruiloft. Op dezelfde dag
worden ook de huwelijkse voorwaarden van haar meerderjarige zuster Beeletje Gomperts en Izai
Nathan Samson vastgelegd [85]. Zij
brengt een negermeisje Betje mee. Uit genegenheid geven Salomon Gomperts en Jacob
Gomperts aan hun zuster resp. f. 1.000,- Holl. en f. 500,- Holl. Het erfdeel van de vader is f. 3.308,-
en van de moeder f. 170,- Sur., hetgeen enig inzicht geeft in de financiële situatie
van deze familie. Benjamin Jacobs, zwager van de bruid, betaalt de bruiloft.
Meijer Levi Arons en Mariana Gomperts hebben een aantal kinderen gekregen, waarvan de vier,
die niet jong gestorven zijn, van belang zijn voor dit verhaal:
Urie Meijer Arons,
geb. Paramaribo 8.1.1781, gest. Paramaribo 25.11.1828, begr. "Betchaim".
Ongehuwd. Samen met zijn zwager Gomperts Philip Heilborn erft hij de plantage "Uyt En
Thuys". Voorts wordt hij tot zijn dood in de Surinaamsche almanakken als gezworen
pontenvoerder genoemd [86]. In
het vierde kwartaal van 1824 krijgt hij bovendien de financieel aantrekkelijk (jaarsalaris f. 5.500,-
Sur. of f. 2.000,- Ned.) van venduschrijver [87]. Ook dit hij blijft tot het einde van zijn leven.
Jacob Meijer (Levi) Arons,
geb. Paramaribo 6.5.1785, gest. Paramaribo 14.7.1805
Sara Meijer Arons, geb. Paramaribo 3.11.1787, gest. 25.3.1837.
tr. 1805 Gomperts Philip Heilbron. Sara woont als wed. Heilbron in 1831 - broodbakster - in de
Hofstraat 155 met kinderen Meijer Gomperts Heilbron (23 jaar, koopman), Vrouwtje Gomperts
Heilbron (19 jaar), Olk Gomperts Heilbron (18 jaar), Levy Gomperts Heilbron (17
jaar) [88], Salomon Gomperts
Heilbron (10 jaar) en Abraham Gomperts Heilbron (4 jaar). De oudste zoon Philip woont in 1828
al zelfstandig (22 jaar) [89]. Deze
Philip is vele jaren voorzanger van de Hoogduitse, later Nederandse Israëlische
gemeente.
Duidelijk is in ieder geval dat tot het gezin dat met de "Catharina Hendrika" in 1774
aankomt, niet Meijer Levi Arons behoort; die was toen al getrouwd en al twee jaar
eerder in Suriname geregistreerd. Hooguit kunnen vader Jacob van dit gezin en ook David Arons,
die in 1768 aankomt, alsmede "the Jew Arons" broers of verdere verwanten zijn
geweest.
Meijer Levi Arons bezit, zeker sinds 1811 [90], de genoemde koffieplantage "Uit En Thuys" (negernaam Maarie) aan de
Surinamerivier (tegenwoordig een deel van Noord-Paramaribo, aan de Combéweg). In de
registratie van de plantages door het Britse bewind komt zowel de naam van M.L. Arons als die
van J. Mooi als administrateur voor.
Op deze plantage, dus een kleine, zijn dan elf slaven.
Deze elf slaven zijn de eerste bastiaan Lakey en de veldnegers Quassie, Prees, Dikkie, Tam, de
...wagter Sacramento, terwijl Geduld 'op de beesten past' en Primo 'tuynier' is. Verder zijn er
drie vrouwen. Kaatje en Patientia 'veldmeijden' en Quassita 'huysmeyd'. Jongens en meisjes zijn
er niet; geboorten hebben in de periode van 1.1-30.9.1811 op de plantage niet plaatsgevonden.
Wel sterft op 6.1.1811 de Afrikaan Rotterdam. Kleurlingen zijn er niet op de plantage.
In 1811 staan de zoons Levy en Urie (nog) bij hun ouders in Paramaribo ingeschreven. Tegen
over deze vier blanken staan daar veertig slaven en ook nog twee zuigelingen. Geen kleurlingen.
21 mannen: De poortenegers Coffij, Apollo, Samson, Fortuyn, Jasmin, Welkom, Sambo, Philip,
Ackara, Marquis, Damil, Augustus en Contrari. Adonis is timmerman. Jollicquer, Trobli en
Fegelant zijn leerlingtimmerman. L'Argent en Onverwagt zijn veldneger. Spadelle vinden we in de
tuin.
10 vrouwen: De kokkinnen Liora en Amelia. Kea en Cato doen de was. America en Princes zijn
de huismeiden. Cocquette en Sabana zijn naaister. Troy en Betjie zijn 'oud en van geen
dienst'.
5 jongens: Joe en Toontje zijn vaste booijen, Interest en Winst zijn ook leerling-timmerman.
Constant is leerlingkleermaker en Jonie is zuigeling.
4 meisjes: Affie leerling-naaister, Coba, Catharine, Sophia is huismeisje en de zuigeling
Wotie.
Er is tussen 1.1.1811-30.9.1811 niemand gestorven. De slavin Betjie is hiervoor al genoemd.
Over Cocquette en Onverwagt volgt hierna nog iets.
Urie Meijer Arons maakt op 19.12.1805 een testament op [91]. Hij is dan vierentwintig jaar oud. Na tien gulden
voor de Hoogduitse Joodse natie te hebben bestemd legateert hij f. 250,- aan de mulattin
Ariaantje van Soesman en aan ieder der twee mestieze kinderen van Jeannette de Bije, genaamd
Mariana en Chrisje. Niets dus voor Jeannette zelf.
Zijn beide broers, Levi en Jacob, krijgen zijn linnen en kleren, ieder een negerjongen (resp.
geheten Concent en Onverwagt) en Jacob bovendien een gouden zakhorloge. Zuster Sara krijgt
de negerinne Cocquette en een tante, mejuffrouw de weduwe P. Heijlbron, f. 250,- De laatste
zal wel identiek zijn aan Vrouwtje Gomperts, weduwe Heilbron, gest.
3.5.1819 [92].
Een belangrijke bepaling is dat hij opdracht geeft de mulattin Annaatje en haar zoon Pieter, dan
toebehorende aan de boedel van wijlen de heer S.H. Moxon, van alle banden der slavernij vrij te
kopen. Zoon Pieter (dan hooguit een jaar) krijgt gedurende tien jaar f. 100,- .
De rest gaat naar vader Meijer Levi Arons.
Het spreekt vanzelf, ook later blijkt dat, dat Pieter een zoon van Urie is.
Mariana (Mariana Frederica, geb. 1802) en Chrisje (Christina Henriette, geb.1804) zijn de twee
al geboren kinderen van Jeannette. Zij krijgen een legaat, net als hun grootmoeder.
Pas op 16.12.1814 [93] vraagt Urie
voor de mulattin Anna, met kinderen Pietje, Cxesie, Bebe en Esther, die hij uit de boedel van
Moxon heeft gekocht, brieven van vrijdom aan, die overigens verleend worden. Merkwaardig dat
hij daar zo lang mee gewacht heeft.
Maar dan zijn er twee volgende testamenten van Urie Meijer Arons.
Op 7.2.1817 het tweede testament [94].
Zijn broer Levi, de enige die nog leeft, krijgt f. 3.000,-, zo ook zuster Sara. Petekind Meijer
Gomperts Philip Heilbron f. 1.000,-.
Pieter van de nu Vrije Annaatje krijgt een ledikant met toebehoren, tafellakens en linnen.
Uit de boedel mogen vier tot vijf slaven niet verkocht worden; zij moeten voor de Vrije Annaatje
zorgen.
Maar de hoofdzaak wordt nu nagelaten aan de Vrije Annaatje, haar zoon Pieter en vier met name
genoemde dochters. In 1805 behoorden ..
Er is geen sprake meer van Ariaantje, Jeannette of haar kinderen!
Op 5.4.1828 [95] het derde testament.
Zuster Sara krijgt nu nog maar f. 300,-. De zoon Rudolf van zijn neef Juda Eliazer Lijon f. 100,- .
De zoon Pieter Hendrik krijgt nu dat gouden horloge, alle kleren, twee jachtgeweren en een
gouden snuifdoos. Ook twee negerslaafjes: de negerjongens Hendrik en Frans. Zijn dan levende
vijf dochters bij Annaatje krijgen allen een of twee negerinnen, soms een negerin met kinderen.
Weer geen verwijzingen naar de familie van Jeannette.
Wel is er nu een nieuwe mulattin: de Vrije Marie van U.M. Arons, met haar twee kinderen Jan en
Marius; alle drie f. 1.300,-, zo ook kinderen die nog geboren zullen worden. De Vrije Marie
krijgt ook het meisje Philida.
De rest gaat naar zijn "aangenomen kinderen", te weten de kinderen van Annaatje.
Zij zijn de universele erfgenamen. De kinderen van de Vrije Marie hebben het zover kennelijk nog
niet gebracht [96].
Weer dus geen legaten voor Jeannette en haar kinderen.
De Vrije Annaatje zelf is al op 18.7.1824 overleden (38 jaar oud), de Vrije Marie (vijftien jaar
jonger) heeft kennelijk nadien haar rol overgenomen. Annaatje is begraven op de begraafplaats
"Oranjetuin" [97].
U.M. Arons laat een klein jaar later (7.5.1825) haar graf bemetselen en van een zerk
voorzien [98]. Zij moet wel heel
belangrijk voor hem geweest zijn. dat hij zoveel aandacht aan haar graf heeft gegeven. Maar hoe
navrant dat zij niet bij elkaar begraven konden worden.
Op 25.11.1828 sterft Urie Meijer Arons, zevenenveertig jaar oud.
Pieter Hendrik Arons (zoon van de Vrije Annaatje) is samen met David Mozes Sanches executeur
testamentair; de inventaris [99]
wordt ingebracht door dochter Christina Johanna (een van de dochters van de Vrije Annaatje) en
Samuel Ferdinand Flu. De boedel wordt ook verzegeld [100]. Naar bekend is er, behalve het bezit in de
Keizerstraat, een halve plantage aan onroerend goed. Het aantal slaven was 53, inclusief de
bastiaan l'Argent. Bij de verzegeling worden verschillende ruimten afgesloten, zoals het
kantoortje en de berging voor de dranken. Het meubilair (veel mahonie) in de niet-verzegelde
ruimten wordt beschreven, waarbij negen stuks diverse schilderijen op de zolder opvallen (S.F.C. is dan overigens pas zestien). De boedel moet
twee jaar onverdeeld blijven.
Na de dood van U.M. Arons blijft de plantage geen eigendom van zijn nakomelingen. De volgende
almanak geeft al als eigenaren voor de helft J.J. en C.A. de Mesquita, en voor de andere helft de
weduwe F. Heilbron. Daarna wisselt de plantage (soms katoen, soms koffie, zoals in 1834,
wanneer M. IJvel directeur is en er 17 slaven zijn), enkele keren van eigenaren. In 1860 is de
plantage eigendom van S.Soesman Jr, maar er woont en werkt niemand meer (kweek).
Nog even een enkel detail over de zoon van de Vrije Annaatje, de mestieze, vrijgekochte Pieter
Hendrik. Pieter Hendrik Arons, gest. Paramaribo 8.10.1866, wonende in de Gravenstraat 27, oud 61 jaar
en drie maanden. tr. Elisabeth Johanna Francke (Hernhutter, uit een Surinaamse officiersfamilie),
geb. ca 1806. In 1827 komt hij op de lijst van gepatenteerden voor: winkelier. Direct na het
overlijden van zijn vader wordt hij geadmitteerde pontenvoerder, in hetzelfde jaar wordt hij lid
van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Een status, die zijn vader niet bereikt heeft. Pieter
Hendrik bezit in 1832 samen met G.C. Volkerts de kostgrond "Klein Espérance" aan
de Para Kreek. In 1833 is Pieter Hendrik tweede luitenant Deze Arons bemoeit zich ook met
ziekenfondsen. Eerst is hij voorzitter van de Maatschappij tot Onderling Nut (opgericht 1857),
maar daarna voorziter van het Surinaamsch Ziekenfonds (opgericht 1860) [101]. In 1857 administreert hij de plantage
"Domburg". Deze Arons komt ook als schrijver regelmatig voor in de Surinaamse
archieven. Kennelijk is hij behoorlijk opgeleid en zeker goed terecht gekomen.
Het echtpaar woont 1833 met hun zoon Jean François en Arons' zusters wijk C, Gravenstraat
26.
Zoon Jean François Arons, tr. Johanna Gerhardina Schouten en ook is er tenminste nog één
ander kind uit het huwelijk Arons-Franke, Wilhelmina Francina Arons geheten; zij tr. Francis
Daniel Day (gest. Paramaribo 23.2.1878).
Verder waren er twee jong gestorven zoons van Pieter Hendrik [102] en zijn eerder genoemde vijf
zusters [103], dochters van de Vrije Annaatje.
Urie Meijer Arons maakt in het laatste jaar van zijn leven met twee van deze, door hem
aangenomen, dochters een merkwaardige zaak mee. In maart 1828 [104] komt nl voor het Hof van Politie een proces
voor tegen Hendrik Abs. van der Zee, zich ook noemende Hendrik Castilho. Deze heeft zich bij
afwezigheid van Arons naar diens woning begeven en de aangenomen dochters M.E. en
E.G. Arons op 'eene vergaande wijze door schelden en dreigen beledigd'. Zulks waarschijnlijk uit
gramstorigheid omdat zekere slaven van Van der Zee t.g.v. gepleegde brutaliteit een correctie van
E.G. Arons hadden ondergaan. Het Hof is streng: Van der Zee wordt tot drie dagen op water en
brood in het fort Zeelandia veroordeeld. Bovendien wordt hij pas weer losgelaten nadat hij de
kosten heeft betaald.
Het is relevant aandacht te geven aan de testamenten van Meijer Levy Arons en Marianne
Gomperts op 8.1.1807 [105] en
8.3.1813 [106]. Een testament van
het echtpaar van 15.2.1792 kan buiten beschouwing blijven omdat, behalve twee kerkelijke
donaties, alleen de partner en de ongenoemde kinderen worden bedacht.
Het testament van 1807 is eveneens vrij eenvoudig. Tien gulden voor de Armenkas van
de Geref. gemeente en een zelfde bedrag voor Hoogduits-Israëlitische gemeente. Er worden
geen verdere familieleden genoemd, de erven zijn hun dan levende drie kinderen (Levy, Urie en
Sara) en bij vooroverlijden de wettige (!) kinderen daarvan. De rechten van de langstlevende
worden nauwkeurig omschreven; die mag blijven wonen in hun huis aan de Keizerstaat (tussen
de huizen van de heren G.D. Knoop en A.B. de Mesquita) en zo de overlevende dat niet wil en
elders gaat wonen zal de huuropbrengst van het huis in de Keizerstraat aan hem/haar worden
uitgekeerd.
Op de portie van Sara wordt f. 6.000,- ingehouden, wegens de bruidsschat, die zij bij haar
huwelijk met Gompert Philip Heilbron heeft gekregen (huwelijkse voorwaarden
22.5.1805 [107]).
Verdere familieleden worden niet genoemd; slaven mogen niet rouwen.
Het tweede testament, 1813, is wat gecompliceerder; de welvaart is kennelijk
toegenomen.
Twee Joodse genootschappen krijgen ieder f. 150,-. Kleinzonen Feysey, en Maijer, zoons van
dochter Sara, en Simmie, zoontje van de heer Juda Lijon, krijgen ieder f. 500,- maar zijn door
testateur tot besnijdenis gehouden. Zijn Amerikaanse broeder Eliazer Lijons in Philadelphia
krijgt f. 150,- en alle zich in Europa of elders bevindende broers en zusters f. 500,-.
Ook het zoontje Henrij van Juda Lijon worden bedacht. f. 500,-, weer mits hij besneden wordt.
Bedragen zijn er voorts voor de weduwe P. Heilbron, Sara Mozes Eliazer Salomon, weduwe
Marcus Jacobs en Sceff(?) Israël Gomperts.
Dochter Sara krijgt f. 2.000,-; en f. 10.000, aan haar gezamelijke kinderen, met inbegrip van die
na het overlijden nog zullen komen.
Testateur woont nu in een van de twee huizen in de Keizerstraat (wijk C
74/75 [108]) tussen de loge van de
Standvastigheid en de boedel van de erven Schelling. In het andere woont zoon Urie.
De langstlevende mag weer blijven wonen. Slaven mogen nog steeds niet rouwen.
Dan is er tenslotte de legitieme portie voor de drie kinderen: Urie, Levi en Sara. Op de legitieme
portie van Sara wordt weer de f. 6.000,- gekort wegens het bedrag dat zij in 1805 gekregen
heeft bij haar huwelijk. Nieuw is dat in de boedel wordt ingebracht gebracht de zeer verminderde
somma van f. 6.000,- die testateur stelt wegens de plezierreis van zoon Levi naar de
Nederlanden, en diens verblijf aldaar [109]? De reis naar Nederland is op zichzelf al iets merkwaardigs. Rechtstreekse
verbindingen tussen Suriname en althans Amsterdam zijn er dan niet [110], blijkens de monsterrollen van de uit Amsterdam
vertrokken schepen in de Franse tijd. Vermoedelijk is hij via de Verenigde Staten aangekomen,
want soms komt er een Amerikaans schip in Amsterdam. En wat bezielde hem om juist in deze
toch gevaarlijke tijd een dergelijke expeditie te ondernemen?
Van bastaarden of vrij te kopen slavinnen is in dit testament geen sprake.
Uit de papieren komt een degelijk Hoogduits-Joods huishouden naar voren, vergelijkbaar met dat
van de Soesmannen. Bij de oudste Arons is er een verwijzing naar familieleden in Europa.
Wat zeggen de legaten van Urie Meijer Arons nu over de relatie met de kinderen van
Jeannette?
De eerste gedachte die opkomt is Urie Meijer Arons de vader zou kunnen zijn van tenminste
de twee oudste kinderen van Jeannette, en wellicht ook van enkele volgende. Maar
waarom bedenkt hij ze dan niet bij de volgende testamenten? Hij maakt de indruk trouw te zijn
ten opzichte van zijn buitenkinderen.
Een andere mogelijkheid is dat de kinderen niet van Urie maar van Jacob of Levy zouden zijn.
Aardig zijn voor de bastaarden van zijn jongere broer Jacob. Het klinkt logisch. Maar Jacob is bij
de geboorte van het eerste kind nog geen zeventien. Een relatie van een zestienjarige jongen met
een zeven jaar oudere mestiese vrije vrouw lijkt ook bij de soms wat gecompliceerde
verhoudingen in het Suriname van de vorige eeuw uitgesloten. Exit Jacob.
Dan is er tenslotte de reiziger Levi, die qua leeftijd wel in aanmerking komt. Levi maakt niet
indruk welvarend te zijn. Er is geen testament, zijn boedel is niet aangegeven, volgens de
registers van hoofdgelden heeft hij geen slaven. Waar hij gewoond heeft is niet na te gaan, want
als de wijkregisters beginnen is hij al overleden.
Toch moet hij na het overlijden van zijn ouders redeijk welvarend zijn geweest. De drie kinderen
worden gelijk behandeld; bij de boedelverdeling gaat weliswaar het onroerend goed naar Urie en
Sara, maar aan waarde is er aan Levi een gelijke portie uitgekeerd. Maar nergens blijkt iets van
een welvarende, zelfstandig wonende Levi. Bij zijn broer Urie blijven wonen? En waarom dan
geen testament, wat is er met zijn erfdeel gebeurd? Heeft Urie als een soort spil in de familie
gefunctioneerd en heeft hij in 1805 iets voor de bastaarden van zijn broer Levi willen doen en is
dat in 1817 nadat Levi het erfdeel van zijn ouders heeft gekregen, niet meer aan de orde? Kleeft
er iets van een mislukking aan Levi?
Het laatste kind van Jeannette is Johan Charles, ook Johan Charles Levi (!), geb. 1822
Jeannette is dan net vierenveertig; dat er verder geen kinderen meer gekomen zijn behoeft dus
niet te wijzen op een einde van een eventuele relatie met een vader. Levi sterft in 1827.
In de hele kwestie van de Korte Elleboogstraat speelt de familie Arons niet mee. Wie zou
trouwens dat eerste winkeltje betaald hebben?
Pas in 1808 noemt Jeannette een kind bij de geboorte al Arons en doet dat bij alle volgende
kinderen ook. Dit laatste zou er op kunnen wijzen dat er een betrekkelijk blijvende band met de
familie Arons is.
Al met al: Levi?
De kinderen van Jeannette de Bije
De kinderen van Jeannette de Bije zijn, voor zover bekend:
Mariana Frederica Arons, als casties meisje geb. 21.1.1802 [111], ged.
2.5.1802 (Hervormd), doopgetuige E.Pater [112],
gest.9.7.1845 [113], begraven
voor rekening van J.B.L. Arons, S.F.C. Arons, F.B. Wilkenson en A.E. Arons. Zuster Anna
Elisabeth, bij wie wijlen M.F. Arons heeft ingewoond, heeft de nalatenschap aangewezen. Het
lijk is door de familie genaderd en wordt begraven op het Nieuwe Kerkhof [114].
dochter: Jane Catharina (Arons), begr. 28.4.1838, oud vier maanden, op het Nieuwe
Kerkhof te Paramaribo 115, Frans Wilkenson doet aangifte.
Christina Henriette Arons geb.15.3.1804, ged.11.7.1804 (Luth.). Peter is Samuel Ferdinand
Flu [116]. Gest.
27.12.1823 [117], dezelfde dag
begraven op het Nieuwe Kerkhof [118].
Anna Elisabeth Arons, geb. 20.3.1806, ged.13 aug.1806 (Luth.) [119], getuige N.M. Pardo van de Geref. Gemeente,
gest. Paramaribo 12.1.1883 [120],
wonende Saramaccastraat E.65, oud 77 jaar. Emanuel Elias, 45 jaar, koopman, een bekende
geeft aan.
Zoals hiervoor vermeld koopt zij in 1832 de panden 578 en 579 aan de Saramaccastraat (E.65).
In 1839 woont zij alleen met het hierna te noemen kind Margaretha Jeannette Strijk (Strike)
in het huis aan de Saramaccastraat. In 1840 voegt haar zuster Mariana Frederica zich
weer bij het gezelschap [121]. In
1843 en 1845 woont Anna Elisabeth alleen in de Sarramaccastraat. Haar zusters zijn overleden,
haar broers zijn het huis uit en van het meisje Strijk ontbreekt verder ieder spoor.
Anna Elisabeth handelt in slaven; een wisselende bezetting. Het wijkregister van 1837 noemt
een jonge neger en een jonge kleurling.
Het slavenregister vanaf 1838 [122] noemt Sindor, Antoinetta, Joseph, de Ruiter en Pamela. Pamela overlijdt op
19.07.1839, Antoinetta krijgt op 9.3.1840 een dochter (M...). Sindor overlijdt 29.1.1842. De
Ruiter krijgt lepra en wordt op 11.09.1844 naar de Surinaamse leprakolonie Batavia gestuurd. In
1845 zijn dan nog over Antoinetta, Joseph en het kind M...
Dan koopt Anna Elisabeth op 26.6.1846 ineens op een executie twee slavinnen: Zimiere en
Libelle, die zij zes weken later (6.08.1846) weer verkoopt en wel aan J.R.Robles. Een week later
verkoopt zij ook de andere drie, die zij minstens acht jaar in eigendom heeft gehad. Antoinetta en
haar dochter M.(waarschijnlijk ook Pamela genoemd) en Joseph worden op 12.8.1846 aan de
minderjarige J.W. Ellis verkocht. Maar dat is niet het einde van het verhaal. Op 22. 10.1846
koopt zij van B.Cohen een Eva, die zij al op 2.12.1846 aan S.B. de Vries verkoopt. Dan is Anna
Elisabeth even zonder slaven, maar op 30.12.1846 koopt zij een nieuwe ploeg. Mietje
(geb.1809, dochter van Klarijntje), haar dochter Rosamunda (geb.1835) en Benjamin van
E.J.S. Stuger. Benjamin sterft op 9.10.1847. Mietje en Rosamunde worden op 10.05.1848 of
1849 [123] aan F.N. Kruse
verkocht.
Bij een executieve verkoop [124]
worden op 25.05.1849 van M.N. Monsanto Anna (geb.1812) en haar dochter Martha
(geb.1833) gekocht. Martha brengt op 15.01.1861 een zoon Carel ter wereld.
Bij het einde van de slavernij (1863) wordt aan Anna Elisabeth f. 900,- uitbetaald (6.7.1863) als
vergoeding voor de drie slaven die zij dan nog bezit en die dan dus de vrijheid krijgen. Anna, de
wasmeid, (godsdienst Moravisch), Martha, de huismeid (idem) en het Rooms Katholiek gedoopte
jongetje Carel [125].
Geen van drieën heeft of is "suspect verklaard voor" Melaatschheid of Elephantiasis,
aldus het formulier dat Anna Elisabeth Arons tekent. Grootmoeder Anna, moeder Martha en
Carel gaan dan de vrijheid in. Er zijn geen aanwjizingen over familiebetrekkingen van de Aronsen
met deze slaven, evenmin is er iets bekend over de redenen van de verschillende transacties en
nog minder wat er van Martha, Anna en Carel is geworden.
Bij het overlijden van haar broer Samuel F.C. in 1865 woont Anna Elisabeth nog steeds in de
Saramaccastraat, zo ook bij haar overlijden in 1877.
mogelijke dochter: Margaretha Jeannette Strijk (Strike), geb.Santiago de Cuba
14.8.1826 [126]. Zij woont jaren in het huis in de Saramaccastraat.
Johannes Bernhardus Lambertus Arons [127], geb. 27.6.1808, ged (Luth.) 3.8.1808 [128], Willemina Pater als getuige. Gest.
22.9.1860 [129], S.F.C. Arons,
schrijver, geeft aan. Getuigen zijn Bernhardus Johan Greeve, ambtenaar, en Gesinus Andries
Kreps, schrijver. Laatste adres Zwartehovenstraat LE 223. Zijn boedel is desolaat.
Maria Magdalena Arons, geb. 4.5.1811 [130], gest. 21.9.1837 [131]. Zij laat een zoon na verwekt bij Jacques Louis Guicherit [132].
Bij de opname van haar nalatenschap in het huis aan de Saramaccastraat blijken de goederen,
voorzover aanwezig in Paramaribo, te bestaan uit een pagaal [133] waarin zeven japonnen, twee jasjes, vier paar
kousen, een zwarte kanten doek [134]. Haar desolate boedel wordt met een aantal andere boedels op 26.10.1837 publiek
verkocht. Jacques Louis Guicherit vraagt in 1819 in Boskoop [135] en in 1830 in Amsterdam een paspoort voor
Suriname aan. Zijn moeder is A.A. Mogin, die als weduwe Guicherit hertrouwt met Jb Lugt.
Jacques Louis Guicherit is ten tijde van zijn relatie met Maria Magdalena Arons administrateur en
directeur van de plantage Zoelen/ Beneden-Commewijne, uit welke functie hij in 1842 wordt
ontslagen. Dit was op andere plantages ook al gebeurd en wel wegens conflicten met de
slavenmachten. Ook in 1854 weer als directeur van De Nieuwe Grond. In 1856 wordt hij
genoemd als diaken van de Hervomde Gemeente in Beneden-Commewijne [136].
Maria Magdalena is ten tijde van haar overlijden in de Saramaccastraat op de plantage Zoelen
woonachtig. De heer Guicherit heeft op zich genomen de goederen op de plantage zo spoedig
mogelijk naar de stad te brengen. Het lijk wordt genaderd door de heer J.L. Guicherit en op het
Nieuwe Kerkhof begraven.
Bij de weeskamer wordt na het overlijden van Maria Magdalena een aparte, zeer minutieuze
boekhouding bijgehouden voor haar zoon [137]. Er is een bedrag van
f. 1.000,-, dat bij zijn meerderjarigheid tot f. 3.787,82
uitgegroeid is. Dit bedrag wordt achtereenvolgens belegd in verschillende hypotheken. De erfenis
is dus niet aangesproken voor het onderhoud van de zoon.
Vader Jacques Louis Guicherit sterft in Paramaribo op 14.7.1861, hij is dan gehuwd met
Magdaleentje Guicherit, waarschijnlijk identiek aan Madalijntje, huisbediende, geb. 1820 als
dochter van Wilhelmina en op 27.09.1850 op verzoek van de eigenaar J.L. Guicherit, voor de
vrijdom, gemanumitteerd. Samen met de kinderen Adolphina (geb.1840), Jacquelina (geb.1844),
Louis (geb.1846), Emma (geb.1848). Allen krijgen de achternaam Guicheriet. Bij de manumissie
vindt geen wijziging van de voornamen plaats [138].
Bij de afwikkeling van de erfenis van Jacques Louis treedt de heer Clemens op als curator voor
de meerderjarige afwezige zoon Rudolf Guicherit.
De zoon Rudolf:
Rudolf Arons, geb. 5.3.1837, gest. Amsterdam 7.8.1897. Hij draagt later de naam
Guicherit en wordt als kind door betrekkingen in Nederland verzorgd [139]. Gewettigd bij Koninklijk Besluit van
20.6.1840 [140]. Zijn vader draagt
als argument voor de aanvrage voor wettiging aan dat de vroege en plotselinge dood van Maria
Magdalena Arons de voltrekking van een voorgenomen huwelijk heeft verhinderd. Hiervoor tonen
de autoriteiten begrip [141].
Jeanette de Bije, wonende aan de Joodenbreestraat, geeft toestemming aan J.L. Guicherit om
Rudolph als zijn wettig kind aan te nemen en met dezelfde rechten alsof het wettig geboren is [142].
tr. Amsterdam 14.3.1867 Anna Magdalena Sophie Loges, geb. Amsterdam 3.7.1846, dr van
Hermann Heinrich Loges en Anna Magdalena Kruin. Van 1865 een fotostudio Kromme Waal, N
27 te Amsterdam. 4.2.1868 terug in Paramaribo, waar hij een studio op de hoek van de
Dominestraat en de Jodenbreestraat opent. Een jaar later verhuist hij naar de hoek van de
Heerenstraat en het Kerkplein (Ouden Oranjetuin) A 272. In 1872 keert hij naar Amsterdam
terug.
Rudolph Guicherit laat [143]
in Amsterdam vier zoons en vijf dochters inschrijven [144]. Adres eerst in de Heerenstraat, later
Marnixkade 8. Beroep soms zonder, soms fotograaf [145].
Samuel Ferdinand Cornelis Arons, schilder, geb. 15.10.1812 [146], gest. 2.1.1865 [147], J.C. Arons doet aangifte. De metselaar Joseph
Robles de Medina en de beeldhouwer Anthonie Louis La Couvreur zijn getuigen.
Catharina Wilhelmina Arons, geb.10.5.1814 [148], gest.13.9.1837 [149], geh. Christoffel van Thol, Heerenstraat A 88,
directeur van de plantage Sardam aan de rivier Boven-Cottica gest.4.4. 1858 op de plantage
Sardam.
Op verzoek van C. van Thol wordt bij de Gouvernementsresolutie van 13.5.1854 manumissie
verleend aan de huisbediende Annette, nieuwe naam Annette van Holt, geb. 1822, dochter van
Beatrice, en aan haar dochter Christina Maria Cornelia van Holt (slavennaam Maria) geb.
1845 [150]. Het ziet er dus naar uit
dat zowel Guicherit als Van Thol na het overlijden van hun (aanstaande) echtgenote Arons troost
hebben gezocht en gevonden bij een huisbediende.
Kinderen:
Wilhelmina Frederika van Thol, geb. 25.11.1834,
gest.11.11.1855 [151],
onderwijzeres ongehuwd. Jean Corneille Kosterman geeft als neef het overlijden aan, mede ten
overstaan van S.F.C. Arons, schilder aan de Noorderkerkstraat.
Jacob Ferdinand van Thol, wrsch. geb. 1836, een jaar oud bij het overlijden van zijn
moeder, overleden voor 29.3.1843 [152].
Maria Touchenette Arons [153],
geb. 22.2.1819, gest.30.9.1841 [154], J.B.L. Arons doet aangifte. S.F.C. Arons is een van de twee getuigen.
Nalatende twee zoontjes [155]:
Lodewijk Frederik Arons [156], gest. 11.9.1842, oud twee jaren, Hervormd,
Eduard Marius Arons, oud een jaar gest. 19.2.1842.
In beide gevallen wordt het lijkje genaderd door S.F.C. Arons.
Johan Charles (Levy) Arons, geb. 5.10.1822 [157], gest.20.10.1877 [158] in het huis aan de Dominestraat C
62 [159], ongehuwd, dan winkelier.
Martinus Johan van Trigt, bekende van de overledene, schrijver aan de Hoogestraat, oud
drieënzeventig jaar, doet aangifte. Getuigen zijn Simson Lobato Mesquita en Frederik Carel
Herman Kuster. In 1857 is het beroep van J.C.L. Arons timmerman [160]. Hij woont o.m. in de Zwartehovenbrug straat
(1860) en de Saramaccastraat (1865, ook dan timmerman).
Een hem toebehorend slavenkind (Lodewijk, geb.1849, zoon van Marie) wordt op 9.12.1851
manumissie verleend. De nieuwe naam wordt Lodewijk Frederik Arns (Arons zonder
o) [161].J.C. koopt op 21.11.1853
van W.L.G. Machielse [162] Maria
(geb.1824, dochter van Truitje) en haar kinderen Sophia (geb.1845), Maria
(geb.1847), Petronella (geb.1851) en Wilhelmina (geb.1853). Binnen een maand wordt dit hele
gezelschap gemanumitteerd, waarbij de namen worden Maria Arns, Sophia Geertruida Arns,
Maria Elisabeth Arns, Petronella Helena Arns, Wilhelmina Frederika Arns. Kopen voor de vrijkoop
of toch een familierelatie? Het feit dat het gezin van Machielse is gekocht, maakt dit laatste niet
waarschijnlijk.
Voorts wordt op 20.1.1814 het dochtertje Fanny Maria Geertruyda van Jeannette de Bije op 't
Nieuwe Kerkhof begraven.
Tot het gezin behoort ook:
Frank Banville Wilkenson, geb. Nickerie 17.12.1814 [163] gest. Paramaribo 28.9.1860, schrijver.
Frank Banville Wilkenson, gewoond hebbende op de plantage Nurserij in Nickerie, wordt van
daar ziek naar het huis van Anna Elisabeth Arons in de Saramaccastraat gebracht en hij overlijdt
daar op 28.9.1860 [164]. Johan
Charles Arons, winkelier aan de Zwartehovenbrugstraat, zesendertig jaar oud, doet aangifte.
Getuigen zijn de schrijnwerker Jacob Bast en de schoenmaker Pierre Volkert Saffin. Wilkenson is
planter, ongehuwd en zevenenveertig jaar oud. Anna Elisabeth beschrijft de boedel als volgt:
"een koffer daarin twee witte broeken, een dito jas, een stoffen vest, twee paar sokken,
een strohoed, een paar laarzen en een lederen scheertasch waarin een scheermes, twee
laarzentrekkers, eene haartang en twee benen kokers, een defect schrijfkistje daarin: eenige
betaalde kwitantien en andere papieren van geene bijzondere waarde".
Bij de overlijdensaangifte noemt Johan Charles hem zijn neef en kind van onbekende
ouders.
Dit is echter nog niet alles over Frank Banville Wilkenson.
In de actie van Ariaantje Soesman Sr bij de voogdijstelling over de nagelaten kinderen van haar
dochter Maria Elisabeth Selias in 1815 hebben we gezien dat zij hiervoor een William Wilkenson
voorstelt en dat het jongste kind in augustus 1815 negen maanden oud is. Dit komt overeen met
de leeftijd van Frank.
Frank woont in huis bij de familie, Johan Charles noemt hem zijn neef en als Frank stervende is
wordt hij naar het huis in de Saramaccastraat gebracht.
Al met al een onweerlegbaar bewijs van de stelling dat Frank Banville Wilkenson het jongste kind
is van de in 1815 gestorven dochter Maria van Ariaantje Sr.
Hij is dus, net als Johan Charles en Samuel Ferdinand Cornelis en een aantal anderen, een
kleinzoon van Ariaantje Sr geweest. William Wilkenson de vader.
Nabeschouwing
Het blijkt dat de schilder Samuel Ferdinand Cornelis Arons op 15.10.1812 in Paramaribo is
geboren en aldaar is overleden op 2.1.1865, ongehuwd is gebleven en kleurling (casties) van
gereformeerde religie is. Levi Meijer Arons is vermoedelijk de vader. Zijn moeder en grootmoeder
zijn de vrijgemaakte vrouwen Jeannette de Bije en Ariaantje van Soesman. Arons heeft een
aantal broers en zusters. Gedurende vijf jaar (1835-1840) heeft hij een schildersopleiding in
Nederland gevolgd. Hij heeft vanaf 1840 als kunstschilder in Paramaribo gewerkt. Drie litho's
van hem zijn in de Surinaamse Almanakken gepubliceerd. Interessant is dat de beschrijving van
de boedel 22 schilderijen vermeldt. Behalve de drie litho's is geen werk van hem dat hij in
Suriname heeft gemaakt zijn teruggevonden, evenmin als foto's gemaakt met het
daguerretoestel dat in de beschrijving van zijn boedel wordt genoemd.
Over de familie van moederskant van Arons is vrij veel gevonden. Er blijven enkele kardinale vraagpunten:
Waar zijn die 22 schilderijen uit de boedel gebleven? Waar is zijn overige werk? Wat heeft hij
gemaakt behalve het portret, het stilleven, de kluizenaar en de drie Surinaamse landschappen?
Waarom heeft geen enkele kunsthistoricus of Suriname-kenner ooit van hem gehoord?
Is Levy Meijer Arons inderdaad de vader?
Wie zijn de beide andere blanke vaders?
Bij de relevante instanties en geïnteresseerde particulieren in Suriname [165] en in Nederland is, ondanks veel medewerking,
op deze vragen geen antwoord gevonden.
Wellicht zijn in de nalatenschap van Otto Tank in Wisconsin nog sporen van Arons te vinden.
Otto Tank verbleef in de tijd van Arons enkele jaren in Suriname. In een artikel over de
familie Tank troffen wij onderstaande tekening aan. Qua stijl doet deze sterk denken
aan de drie afbeeldingen in de Surinaamse almanak.
Wel wordt meer en meer duidelijk dat S.F.C. Arons de enige autochtone Surinaamse
schilder met een Nederlandse opleiding uit het begin van de negentiende eeuw is
geweest [166].
Zonneklaar is dat hij vergeten is.
De landschappen zijn reproducties van de afbeeldingen. De eerste in de Surinaamsche Almanak
van 1840; de tweede en de derde uit de Surinaamsche Almanak van 1837 en 1838. Alle drie ter
beschikking gesteld door het Koninklijk Instituut voor de Tropen. Het portret stelt uiteraard
Thomas Lange voor.
Thomas Lange is op 10.12.1796 geboren uit het Deens-Noorse regentengeslacht Lange
als zoon van de streekpredikant in Jevnaker (Noorwegen) Johan Jörgen Lange en van Dorothea
Hellene Larsen. Thomas Lange trouwt op 20.6.1827 in Amsterdam met de Nederlands-Duitse
Catharina Carstens, dochter van de pakhuismeester Johann Diedrich Carstens en van Anna
Henke.
Thomas Lange maakt als matroos op de "Strever" in 1821-1822 twee reizen naar Suriname. Als
kapitein op de "Vrouw Catharina" komt hij in de jaren 1834 tot en met 1838 drie keer in
Paramaribo en eenmaal in Nickerie. Op de terugreis in de eerste maanden van 1838 uit
Paramaribo verongelukt de "Vrouw Catharina". De bemanning wordt gered. Daarna wordt hij
kapitein op de "Stad Zwolle", waarmede hij twee reizen naar Paramaribo maakt.
Kapitein Thomas Lange verdrinkt op 12.2.1841 bij de Azoren, terugkomende van de tweede reis
uit Suriname met de "Stad Zwolle".
Zie voor Thomas Lange:
Ehrhardt, Hein: "Lange", Opplysninger om lagmann Gjert Langes slegt, Leeuwarden 1996.
Idem: "Drie negentiende-eeuwse scheepskapiteins", Thomas, Johan Jørgen en Hendrik Thomas
Lange, Leeuwarden 1997.
In deze laatste publicatie wordt ook aandacht gegeven aan de Surinaamse reizen van Thomas
Lange en van zijn zoon Johan Jørgen Lange
Koninklijke Bibliotheek en Landsarchiefdienst (LAD), Surinaamsche Courant dd
13.11.1841, meldende dat G. Pringle en S.F.C. Arons als passagier met kapt. Lange en de
"Stad Zwolle" zijn teruggekeerd. Geo Pringle was enige tijd voor eigen handel in Nederland
geweest.
Arons had zich keurig van een paspoort voorzien. Algemeen Rijksarchief (ARA), archief
Ministerie van Marine en Koloniën 1814-1819, inv. nr. 1325, verbaal 23-9-1840 nr 16.
Centraal Bureau Burgerzaken (CBB) te Paramaribo, Burgerregister 1832. folio 263, nr
1924, vriendelijke mededeling ir Hillebrand Ehrenburg.
ARA, archief Gouverneur-Generaal der Nederlande Westindische Bezittingen 1828-1845
(GGNWIB), wijkregister Paramaribo 1832, inv. nr. 655.
Gemeentearchief Amsterdam (GAA), archief Koninklijke Akademie van Beeldende
Kunsten, Part.arch. 681.
Scheen, Pieter: Lexicon Nederlandse schilders.
GAA, Catalogi Amsterdamse Tentoonstellingen.
Vriendelijke mededeling van mevrouw G. van Steenderen-Rustwijk.Susannasdaal was een
suikerplantage met 134 slaven en 508 consesiën. De eigenaren waren Th. Keen en J.
Cocherill. Directeur J. Keen, administrateur Th. Keen en W.C. Kennedy.
De foto's zijn gemaakt door het Koninklijk Instituut voor de Tropen, waar zich de drie
almanakken bevinden. Ook hier dank voor de medewerking.
Temminck Groll, Prof.dr ir C.L.: De architectuur van Suriname 1667-1930" geeft hierover
het volgende:
"Mattappicakreek Linkeroever
Hieraan o.m. de plantage Johanna Charlotta.
Bron: Steendruk Desguerrois & Co, naar S.F.C. Arons, ca 1850. Hierop een woning van 2 lagen,
6 traveeën, waarvan de middelste 2 naar voren zijn gebouwd en op de begane grond zijn
voorzien van een inwendige galerij van 3 bogen. Links een huis van 2 lagen, loodrecht op het
juist genoemde, en rechts een huis van 1 laag met een inwendige galerij van 9 bogen. In de as
op het voorplein een kunstmatige heuvel met daarop een achthoekig theehuis".
Dit is duidelijk een beschrijving van de steendruk uit de Almanak van 1840.
De relevante archieven van dit Departement (waar nauwelijks iets van over is) en de
archieven van het Landelijk Nut en van het Departement Amsterdam geven geen enkele
aanwijzing.
ARA, archief GGNWIB, journaal van de gouverneur 1840, inv. nr. 43.
ARA, archief GGNWIB, journaal van de gouverneur 1840, inv. nr. 43, dd. 25.11.1840.
ARA, archief GGNWIB, wijkregister Paramaribo 1845, inv. nr .690.
ARA, Suriname na 1828, archief Departement der Onbeheerde Boedels en Wezen
1836-1878, (OB), inv. nr. 808.
Zonder beroep en aldaar woonachtig.
Castoor is vilt van beverhaar.
CBB, wijkregister 1846. De familie Werges woont dan al op de Saramaccastraat 31;
C.E.A. Werges is dan zeven jaar oud.
Maka is de toenmalige Surinaamse naam voor Osnabrugs linnen: een ruwe linnensoort.
Voor Mattes zie ook "Fotografie in Suriname1839-1939", Fragment Uitgeverij
Amsterdam. Daaruit blijkt dat Mattes een van de eerste in Suriname geboren fotografen is die
actief is geweest op meerdere terreinen. In 1854 maakt hij bekend dat hij daguerretype
portretten vervaardigt.
ARA, Suriname na 1828, archief OB, Register van annotatiën, Boek verkochte
roerende goederen van desolate boedels sedert 1857, inv. nr. 516
D. van Hinte-Rustwijk & G. van Steenderen-Rustwijk vermelden in "Kunst na de
Emancipatie?", Beeldende expressie in Suriname in de tweede helft van de negentiende eeuw,
OSO, nummer 1, april 1997, jaargang 16, dat op Gerrit Schouten na, alle 'Surinaamse'
kunstenaars voor 1863 Europeanen waren, die niet in Suriname geboren waren. De castieze
Arons hoort wat dit aangaat dus bij Gerrit Schouten.
CBB, register van overlijden, 1840, nr 241.
Christiaans, P.W.: Soesman, Suriname, Nederlands Indië; CBvG 1977:
Eliazer Soesman, geb. Paramaribo 1760, gest. ald. 15.8.1794, tr.ald.Paramaribo 6.3.1778 Sara
de Vries, geb. Paramaribo 1764, gest. ald. 27.6.1796, dr van Abraham Jacob de Vries en
Judith Eliezer.
ARA, Suriname voor 1828, archief Hof van Politie en Criminele Justitie 1684-1816 (HvP).
Vriendelijke mededeling Jean Jacques Vrij
ARA, Suriname voor 1828, Oud-Notarieel Archief Suriname 1699-1828 (ONAS), inv.
100, folio 17:
De vrije Marianna van de Bije, gest. 17.1.1815, testeert 2.1.1812. Begunstigd worden de
kleinzoons Johannes Arnoldus de Bije en Johannes Andreas de Bije (de nagelaten kinderen van
haar zoon Johannes de Bije), haar kleindochter Wilhelmina Charlotte Esser, geh. Hendrik
Everhard Focke (de enige nagelaten dochter van haar dochter Elsje Robert) en de
achterkleinkinderen Focke.
De vader van de kinderen van de mulattin Mariana was de blanke Pieter Hendrik de Bije.
ARA: microfilms Volkstelling in Suriname (VTS) 1811 (originelen in Public Record Office in
Londen): de kleinzoons waren schrijver. Hun moeder was Maria Henrietta van Heijst, geh. de
Bije.
Johannes Arnoldus werd op 27.12.1794 Hervormd gedoopt.
'zijnde zeer ziek'.
CBB, Manumissieregister Nr 24 deel 4 pag 47 wordt voor Ariaantje Soesman door Isaay
Soesman als executeur testamentair van Sara Abraham de Vries, manumissie aangevraagd en
verkregen.
ARA, Suriname voor 1828, archief ONAS, inv. nr 73, folio 107.
ARA, Suriname voor 1828, archief Secretarie, inv. 19.
Er is nog een andere Antje, die als vrije mulattin van de wed. van Zadok Soesman tussen
1790 en 1799 vier kinderen kreeg. Zadok was een oom van Eliazer Soesman.
Jan Roblin, geb.22.12.1790, ged. (Geref.) 20.10.1796, doopgetuige Gijsbertus van der West.
Maria Helena Selia, geb. 12.11.1792 en samen met Jan Rooblin gedoopt. Meter: Maria
Magdalena van Renswijk.
Jacobus Marius van der West, geb. 9.11.1796 en ook zij dezelfde dag gedoopt en Maria van
Renswijk weer meter.
Henriette Francina Saffin, geb. 18.1.1799, ged. 31.1.1799. ten doop gehouden door de vrije
Mulattin Christina van Paramaribo.
De eerste drie worden als mesties beschreven, kinderen van de vrije mulattin Antje van de
Wed.Soesman
Vriendelijke mededeling drs. J.R. de Bye in Paramaribo, aangevuld met gegevens uit het
doopboekvan de Hervormde gemeente Paramaribo: ARA, Suriname na 1828, archief Oud-
Burgerlijke Stand Suriname 1662-1828 (OBS), inv. nrs 10 en 11.
ARA, Suriname voor 1828, archief Raden van Politie (RvP), inv. 468, folio 6.
ARA, Suriname na 1828, archief OBS, inv. 38, folio 108.
ARA, Suriname voor 1828, archief Administratie van Financiën 1731-1828 (AF),
grootboek van het Comptoir der Hoofdgelden, inv. nr 310.
ARA, Suriname na 1828, archief OBS, inv. nr. 22.
CBB, register van overlijden 1839, folio 125. Johannes Bernard (L.) Arons doet aangifte.
Getuigen Jan Snijders en Jacob van Wesenhagen. Zij staat daar aangegeven als dochter van
Ariaantje van Soesman ARA: archief Suriname na 1828, archief OB, 113:
Jan Bernh. Arons geeft op 12.6.1839 kennis van het overlijden op die dag in de Gravenstraat B
no 20 van Antje van Soesman, oud 56 jaren, "niets nagelaten als zijnde gedurende vele jaren
gelukkig geweest".
Begraven op Willem Jacob Rust voor rekening van de opgever.
ARA, Suriname na 1828, archief Gemeentebestuur van Suriname 1828-1832 (GB), inv.
no 61-64
Saratje van Soesman (24 jaar) woont in 1831 Gravestraat 8 met de blanke Nederlandse
ambtenaar Hendrik Berckse (39 jaar) en een zoon George Henry Soesman van een jaar.
ARA, archief VTS.
ARA. Suriname na 1828, archief OB, no 2986:
Marcus Pieter Andries laat een bedrag van f. 12.297,- na, waarvan acht kinderen Kuhn ieder f. 1.000,-
krijgen. Zijn buiten kinderen. Volgens de Surinaamsche Almanak van 1856 is hij op 20.3.1853
getrouwd met Henriette Margaretha Rosiltna Lenaar.
ARA, Suriname na 1828, archief OB, no 2985:
Frederik Wilhelm IJvel, gest. 9.3.1868, wonend op de Steenbakkersgracht. Mejuffrouw Saartje
Soesman (zijn tante), die bij hem woonde geeft kennis.
IJvel is het omgekeerde van Levij.
ARA, Suriname na 1828, archief OB, inv. nr. 112
ARA, Suriname voor 1828, archief RvP, inv. nr 462, vriendelijke mededeling mevrouw
J.G. Breebaart-de Miranda
Koulen, Paul: Schets van de historische ontwikkeling van de Manumissie in Suriname
(1733-1863), Mededelingen nr 12, Stichting Surinaams Museum, december 1973.
ARA, Suriname na 1828, archief ONAS, inv. nr. 288, folio 2, dd. 5/6.7.1796.
ARA, Suriname na 1828, archief ONAS, inv. nr 275. folio 15.
Bij testament (1790, archief ONAS, inv. nr. 64, folio 311), bepaalt hij ook een jaarlijkse toelage
voor zijn dan nog in leven zijnde vader Eliazer in Amsterdam.
De gegevens uit de Surinaamsche Couranten zijn welwillend ter beschikking gesteld door
drs. J.R. de Bye te Paramaribo.
Waaronder ook alle huizen in de Kromme Elleboogstraat.
ARA, archief VTS.
ARA, Suriname na 1828, archief Particuliere Westindische Bank 1828-1879: C. Vornekal
(bakker) en J.J.G. (Johann Justus Gottlieb, geb. ca 1780, geh. A.J.H.F. Jiekel des Borgnes)
Spilker wonen met enkele anderen in hetzelfde huis in Paramaribo. Vornekal valt in de categorie
" blank" en Spilker in "kleurlingen". C. Vornekal wordt op 10.2.1823 begraven
Spilker neemt bij de Bank op 31.12.1830 een hypotheek van f. 50.000,- op de plantage
"Hildesheim", die later wordt overgebracht naar de plantage "Eendracht". Einde hypotheek
30.4.1839. De plantage Hildesheim heeft hij, Surinaamsche Courant 29.5.1834, zonder slaven
verkocht aan Jacoba Wilhelmina de Bije.
LAD, Surinaamsche Courant 21.7.1823.
LAD, Surinaamsche Courant 30.1.1823.
ARA, Suriname voor 1828, archief Hof van Civiele Justitie 1689-1828, inv. nr. 1077,
folio 400, dd. 9.12.1824.
Zie noot 50, Zschussen is dan herbergier op het fort Nieuw Amsterdam. In de
Surinaamsche almanak van 1834 wordt hij ook als chirurgijn genoemd. Ook kassier en
kermeester van de Lutherse Gemeente.
Zie noot 50, In gemeenschap van goederen getrouwd met Isaac Traktanen.
Ook Brunings: Raad in den Hove van Civiele Justitie.
ARA, Suriname na 1828, archief GB, inv. nr 37, folio 39.
In 1834 is de Weduwe Michel Alex Salomons eigenaresse.
J. Goede speelt een rol in een andere kwestie, nl de lotgevallen van de Afrikaanse prinses
Acoco, in Suriname de negerin Cora. Cora is eigendom geweest (zie Manumissie in Suriname).
Hij zou haar mishandelen; later is zij eigendom van Goede's schoonzoon Jacob Rühle. Pas in
1851 wordt zij gemanumitteerd.
Alhoewel er zoals hiervoor aangegeven wel stukken over de dading zijn teruggevonden in
het ARA, is het eigenlijke stuk ook nu vermist.
Jeannette en haar gezin waren overwegend Hervormd.
CBB, Register van overlijden, 1840, folio 241; ARA, Suriname na 1828, archief OB, inv.
nr. 808.
In het notulenboek staat 10 jaar maar moet 18 zijn!
ARA, archief GGNWIB, journaal gouverneur, inv. nr. 44, folio nr. 327, resolutie dd.
19.3.1841.
ARA, archief GGNWIB, inv. nr. 254, bijlage nr. 624.
ARA, Suriname na 1828, archief GB inv. nr. 65.
LAD, scheepsregisters van aangekomen en vertrokken passagiers, vriendelijke mededeling
drs. J.R. de Bye.
Robert Cohen, Jews in another environment, Surinam in the Second Half of the
Eighteenth Century., E.J. Brill 1991.
Er is ook een zoon Abraham Lion Arons, getr. Abigael Machielsen.
Vriendelijke mededeling ir. Marcel A. Meijer.
ARA, Suriname na 1828, ONAS, inv. 125, folio 179.
Salomon Gomperts, weduwnaar, en Rebecca Gottschalk Abrahams, huw.voorwaarden
16.8.1771
ARA, Suriname na 1828, ONAS, inv. 125, folio 173.
Surinaamsche Almanak 1818, 1828
ARA, archief ministerie van Koloniën, inv. 3599
De Surinaamsche almanak van 1856 vermeldt L.G. Heilbron als apotheker
ARA, Suriname na 1828, archief GB, inv. no 63.
ARA, archief VTS
ARA, Suriname na 1828, archief ONAS, inv. 87, folio 87. Belangrijke vondst van J.J. Vrij.
ARA, archief Ministerie van Koloniën, no 3601, lijst van gestorven personen in
Suriname.
ARA, Suriname voor 1828, archief RvP, inv. 533
ARA, Suriname na 1828, archief ONAS, inv. 805, folio 19.
ARA, Suriname na 1828, archief ONAS, inv. 823, folio 48
ARA, Suriname na 1828, archief GB, inv. no 62:
In 1831 woont de Vrije Maria van Ury Meijer Arons (30 jaar, Luthers) met haar kinderen Jannie
en Jetje Maria van Ury Meijer Arons (5 jaar en 3 jaar). Op de valreep is dus nog Jetje geboren en
Marius is er niet meer. Het adres is dan Keizerstraat 40 A.
Vriendelijke mededeling ir. H. Ehrenburg (graf no 12)
ARA, Suriname na 1828, archief OBS, inv. no 33, folio 288.
ARA, Suriname na 1828, archief ONAS, inv. 842, 8.12.1828,
ARA, Suriname na 1828, archief ONAS, inv. 861.
Surinaamsche almanakken 1860 en 1861.
ARA, Suriname na 1828, archief GB, inv. 60-64:
Theordorus Jacob Arons, geb. ca 1831,
Uriam Mauritz Willem, geb. 1830/1831.
Deze kinderen komen verder niet in de stukken terug, zodat zij jong gestorven moeten zijn.
Christina Johanna Arons, gest. Paramaribo 8.6.1866, wonende in de Gravenstraat 39,
oud 59 jaar.
Maria Elisabeth Arons, ongehuwd gest. Paramaribo 11.9.1887, Gravenstraat 15, oud 78 jaar
en zeven weken.
Esther Gerhardina Arons, geb. ca 1802, gest. Paramaribo 25.4.1849 tr. (huw, voorwaarden
15.4.1841) Joseph Binz, koopman aan de Waterzijde.
Catharina Henriette Arons, gest. Paramaribo 28.12.1872, tr. (huw. voorwaarden 13.4.1841)
Peter Hendriks Lodewijk Kenswil, meester metselaar, wonende in de Korte Elleboogstraat, gest.
27.1.1847, oud 29 jaar.
Anna Margaretha Arons, gest. Paramaribo 1.8.1898, Gravenstraat 15, oud 77 jaar tr. Paul
Charles Vereul.
ARA, Suriname voor 1828, archief RvP, inv. no 780, f. 159, dd 25.3.1828.
ARA, Suriname na 1828, ONAS, inv. 90, folio 3.
ARA, Suriname na 1828, ONAS, inv. 97, folio 10.
ARA, Suriname na 1828, ONAS, inv. 150
Bruid brengt in, mede namens de ouders, de slavinnen Carolijntje en Louisa (samen
f. 1.500,-), bruidsklederen, zijden, linnen en wollen stoffen, kleinoden, juwelen (samen f. 1.000,-)
en contant f. 3.500,-
ARA, Suriname na 1828, archief GB, kohier van getaxeerde huurwaarden, inv. no 37.
Wat moeten de reis en het verblijf van S.F.C. dan wel niet gekost hebben!
GAA, Archief Waterschout, monsterrollen.
CBB, Burgerregister 1832, folio 1288.
ARA, Suriname na 1828, archief OBS, inv. nr. 12.
ARA, Suriname na 1828, archief OB, inv. nr 296 en CBB, Register van overlijden nr 202,
dan als datum 10.7.1845.
ARA, Suriname na 1828, archief OB, inv. nr. 118.
ARA, Suriname na 1828, archief OB, inv. nr. 113.
ARA, Suriname na 1828, archief OBS, inv. nr. 14.
Samuel Ferdinand Flu wordt op 4.7.1799 als bejaard persoon Herv.ged., vendumeester, overl.
13.8.1841.
CBB, Burgerregisters, folio 136, no 979.In de wijkregisters wordt zij afwisselend als
blanke of kleurlinge geregistreerd.
Hij is het eerste kind van Jeannette de Bije dat in de doopregisters met de familienaam
Arons wordt ingeschreven.
ARA, Suriname na 1828, archief OBS, inv. nr 14. Volgens Burgerregister (CBB)
27.7.1810.
CBB, Register van overlijden dd 24.9.1860.
CBB, Burgerregister 1845, nr. 1924.
ARA, Suriname na 1828, archief OB, inv.nr. 112
Stipriaan, Alex van, Surinaams contrast, KITLV Uitgeverij 1993 geeft op bldz 393-5 een
uitvoerige beschrijving van het optreden van J.L. Guicherit als plantage-directeur.
Een pagaal is (nog steeds) een koffervormige mand, dus met dekstel, gevlochten van de
gedroogde bladeren van de plant 'warimbo'. Vriendelijke mededeling van dr J. van Donselaar in
Hilversum.
ARA, Suriname na 1828, dagelijkse verrichtingen, inv nr 40, folio172, 21.9.1837.
Er zijn familiebindingen met Boskoop.
Daar woont nl Emma Maria Guicherit, geb. Amsterdam 15.9.1810, gest. Amsterdam
23.2.1880, dochter van Ceasar Guicherit (te Boskoop overleden voor 1837) en van Elisabeth
Molin, (wonende te Boskoop in 1837), tr. Boskoop 24.3.1837 Jan Goudkade, geb. Boskoop
12.8.1805, dr van Maarten Goudkade en Anna van Leeuwen.
ARA, Suriname na 1828, archief OB, inv. nr. 681 en 682 en CBB, register van overlijden
1837, folio 199. Niet duidelijk is wie de betrekkingen in Nederland waren en waarom dat nodig
was: Jacques Louis is volgens Van Stipriaan in ieder geval van 1838 tot 1842 in Suriname.
Werd Rudolf in Nederland verzorgd of door Nederlandse betrekkingen in Suriname?
ARA, archief Ministerie van Justitie 1813-1876, inv. nr. 4757; archief Staatsecretarie
1813-1840, nv. nr 4603.
Uit de brief van 29.7.1839 aan Koning Willem I:
Dat hij als nu te rade geworden is, op een andere legale wijze, zijnen genoemde zoon Rudolf de
regten van een wettig geboren kind te doen deelachtig worden, en wel door middel van
Rescriptum Principis.
"Dat hij toen het stellig voornemen had opgevat, zich door een wettig huwelijk met genoemde
Maria Magdalena Arons te vereenigen, hebbende hij hiertoe reeds de toestemming zijner Moeder,
Vrouwe A.A. Lugt, geboren Mogin, eerder Weduwe Guicherit, gevraagd en verkregen. Dat; hij
hiertoe hunne bewilliging gegeven hebben en Zijne Moeder. Vrouwe A.A. Lugt, geboren Mogin
en Jeanette de Bije, moeder van Maria Magdalena Arons en ex natura voogdesse van
meergemeld kind Rudolf"
ARA, Suriname na 1828, archief OB, inv. nr. 113.
GAA, Bevolkingsregisters en registers Burgelijke Stand - na 1882 geen registraties meer
in GAA
Henriette Christine Anna Magdalena Guicherit, geb. 2.5.1867,
Anna Magdalena Guicherit, geb. 18.5.1872, gest. 10.2.1873
Jacques Louis Guicherit, geb. mei 1873
Jeanne Guillemine Guicherit, geb. 10.7.1875
Johannes Guicherit, geb. 27.5.1877
Anna Magdalena Sophia Guicherit, geb. 4.11.1878, gest. 10.10.1879
Anna Magdalena Sophia Guicherit, geb. 24.11.1879
Paul Adolph Guicherit, geb. 1.2.1881
Rudolph Theodoor Guicherit, geb. juli 1882
De verdere levensloop van deze kinderen is niet gevolgd.
Fotografie in Suriname, 1839 - 1939.
CBB, Burgerregister 1832, nr. 1924.
CBB, Register van overlijden, 1865 nr. 3.
CBB, Burgerregister, inv. nr 1924 en 4090.
ARA, Suriname na 1828, archief OB, inv. nr. 112, folio 112; zij wordt daar aangegeven
als 23 jaar oud en CBB, Register van overlijden 1837, folio 192.
Manumissie in Suriname.
CBB, Register van overlijden1850, folio 529; S.F.C. Arons is getuige.
ARA, Suriname na 1828, Notariëel Archief Suriname 1828-1845, inv.nr. 63, folio
181, dd, 29.3.1843 testament van Christoffel van Thol. Wilhelmina Frederika van Thol is dan de
enige erfgenaam.
CBB, Burgerregister inv. 1924 en 4090.
CBB, Register van overlijden, 1840 inv. nr 260.
ARA, Suriname na 1828, archief OB, inv. nr. 115.
ARA, Suriname na 1828, archief OB, inv. nr. 681.
CBB, Burgerregister, folio 263, 1924.
CBB, Register van overlijden 1877, folio 841.
LAD, Wijkregister 1846: nog onbewoond.
CBB: Registers van geboorte 1857, f, 123.
ARA, archief Ministerie van Koloniën 1850-1900, inv. nr. 6804 journaal
gouverneur, dd.9.12.1851
Manumissie in Suriname noemt in 1853: Wed. L.G. Machielse, geb. Heijmans die samen
met M.A. de Vries als eigenaresse die manumissie aanvraagt voor slaaf Rudolph; verleend onder
de naam Seirved en diens zuster Josephina (Charlotte) Serveid. W.L.G. kan ook staan voor
Weduwe L.G. In 1859 wordt er uit de boedel van de weduwe door E. de Vries geb. Machielse
manumissie verkregen voor Julia (Cornelia) Serveid
CBB: Burgerregister folio 263, nr 2929.
ARA, Suriname na 1828, archief OB, inv. nr. 2929.
Zie ook in De West van 15.10.1996 "Zoektocht naar onbekende Surinaamse schilder"
en Ehrhardt, Jan en Hein: "Een speurtocht naar een Surinaamse schilder", in "Fryslân", 3e
jaargang, no 2, juni 1997, pag. 8 en 9.
Ook het zeer recente (zeer gedetailleerde) werk van Kolfin, Elmer "Van de slavenzweep en
de muze", KITLV Uitgeverij Leiden 1997 (Caribbean series 17, Koninklijk Instituut voor Taal-
Land- en Volkenkunde) noemt Arons niet.